Welcome to Our Website

Lotería

28 La sandía (“de watermeloen”)

La barriga que Juan tenía, era empacho de sandía. De gezwollen buik die Juan had, was van het eten van te veel watermeloen.

29 El tambor (“the drum”)

No te arrugues, cuero viejo, que te quiero pa’ tambor. Kreuk niet, beste oude leer, want Ik wil jou als trommel.

30 El camarón (“de garnaal”)

Camarón que se duerme, se lo lleva la corriente. De garnaal die sluimert wordt door het getij gevangen.

31 Las jaras (“de pijlen”)

Las jaras del indio Adán, donde pegan, dan. De pijlen van Adam de Indiaan, slaan waar ze raken., el músico (“de muzikant”) El músico trompas de Hue, ya no me quiere tocar. De rubberlipped muzikant wil niet meer voor mij spelen. 33 La araña (“de spin”)

Atarántamela a palos, no me la dejes llegar. Sla het gek met een stok, laat het niet bij me in de buurt. 34 El soldado (“de soldaat”)

Uno, dos y tres, el soldado p ‘ al cuartel. Eén, twee en drie, de soldaat gaat naar het fort. 35 La estrella (“de ster”)

La guía de los marineros. Zeeman ‘ s guide.

36 El cazo (“de steelpan”)

El caso que te hago es poco. De aandacht die ik je geef is weinig., (Een woordspeling: caso “aandacht” en cazo “steelpan”zijn homofonen in het Mexicaans Spaans)

37 El mundo (“de wereld”)

Este mundo es una bola, y nosotros un bolón. Deze wereld is een bal, en wij een grote menigte. (Een woordspeling: bola kan zowel “bal, bol” als “menigte, mob” betekenen, bolón is een overtreffende trap met de laatste betekenis)

38 El Apache (“De Apache”)

¡Ah, Chihuahua! Een apache met een broek en een broek. Ah, Chihuahua! Zoveel Apaches met broeken en sandalen.

39 El nopal (“de stekelige peer cactus”)

Al nopal lo van A ver, nomás cuando tiene tunas., Mensen gaan naar de stekelige peer, alleen als hij vrucht draagt . el alacrán (“de schorpioen”) El que con la cola pica, le dan una paliza. Wie met zijn staart steekt, krijgt een pak slaag. 41 La rosa (“de roos”) Rosita, Rosaura, ven que te quiero ahora. Rosita, Rosaura, kom, want Ik wil jullie hier nu.

42 La calavera (“de schedel”)

Al pasar por el panteón, me encontré un calaverón. Toen ik langs het kerkhof kwam, vond ik een schedel.

43 La campana (“de klok”)

Tú con la campana y yo con tu hermana. Jij met de bel en ik met je zus.,

44 El cantarito (“de kleine waterkruik”)

Tanto va el cántaro al agua, que se quiebra y te moja las enaguas. Zo vaak gaat de kruik naar het water, dat het breekt en je slip nat maakt.

45 El venado (“het hert”)

Saltando va buscando, pero no ve nada. Springend gaat hij zoeken, maar hij ziet niets. (Een woordspeling: venado ” deer “klinkt als ve nada” see nothing”)

46 El Sol (“The sun”)

La cobija de los pobres. De deken van de armen. 47 La corona (“de kroon”)

El sombrero De los reyes. De hoed der koningen.,

48 La chalupa (“de kano”)

Rema que Rema Lupita, sentada en su chalupita. Lupita roeit als ze kan, zittend in haar kleine bootje.

49 El pino (“de pijnboom”)

Fresco y oloroso, en todo tiempo hermoso. Fris en geurig, mooi in elk seizoen.

50 El pescado (“de vis”)

El que por la boca muere, aunque mudo fuere. Degene die sterft door zijn mond, zelfs als hij stom was. (Met betrekking tot een vis die aan zijn mond wordt gehaakt, ook al geeft hij geen geluid.)

51 La palma (“de palmboom”)

Palmero, sube a la palma y bájame un coco real., Palmer, klim in de palmboom en breng me een kokosnoot geschikt voor koningen. (Lit: “A royal coconut.”)

52 La maceta (“de bloempot”)

El que nace pa ‘ Maceta, no sale del corredor. Hij die geboren is om een bloempot te zijn, gaat niet verder dan de gang.

53 El arpa (“de harp”)

Arpa vieja de mi suegra, ya no sirves pa’tocar. Oude harp van mijn schoonmoeder, je bent niet meer geschikt om te spelen. de kikker (“La rana”)

Al ver a la verde rana, qué brinco pegó tu hermana. Wat een sprong gaf je zus, toen ze de groene kikker zag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *